Interview met D.P. van Wigcheren

Evert Koopman:   ‘Lettervormen als beeldend materiaal’

Tekst:D.P. van Wigcheren, kunstcriticus 1971

Evert Koopman, die met zijn vrouw een bescheiden flatje in Nieuw Den Helder bewoont, is in het dagelijks leven bouwvakker maar in zijn vrije tijd beeldend kunstenaar. Van huis uit is hij typograaf. Hij bracht het bij uitgeverij de Boer tot Layout man maar werd door een reorganisatie in dit bedrijf ‘overbodig’ en schakelde toen over op ‘de bouw’. Want: “Ik kan van de kunst niet leven en er moet tenslotte brood op de plank zijn.” Zijn werk, plastieken die ik maar het liefst onder ‘clean art’ zou klasseren, maar die volgens hem niet in die groep thuis horen, is verleden jaar tijdens de ‘Toer-In’ al in de Kunstkelder van de openbare Leeszaal in Den Helder te zien geweest. Het was toen opgenomen in de collectie ‘Kunst uit de Kop’. Dit werk werd gekenmerkt door het gebruik van lettervormen als volstrekt abstracte elementen in reliëfs en in ruimtelijke constructies, die hij ‘de trap’ noemt en waarin hij zijn kritiek zowel op de flatbouw als op de maatschappelijke ladder probeert vorm te geven. De vogel die de laatste versie bekroont, vertolkt voor hem een stuk vrijheid. Want aan die vrijheid – aan dat los zijn van allerlei beslommeringen waarmee anderen zich kwellen bijvoorbeeld – is hem veel gelegen. “Ik hecht niet aan status”

< Trapconstructie (1976)

Koopman, die de verhuizing van drukkerij de Boer van Den Helder naar Hilversum heeft meegemaakt, heeft in zijn Gooise tijd drie jaar lang de avond opleiding van het toenmalige Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs (thans Rietveldacademie – red.) aan de Gabriël Metsustraat in Amsterdam gevolgd en daarna nog drie jaar gestudeerd aan de Gooise Academie in Laren. Nadat hij de Boer had verlaten is hij met een paar vrienden naar Frankrijk vertrokken. “Daar heb ik heerlijk geschilderd. Ik heb indertijd ook nog veel portret gedaan, maar dat doe ik nu niet meer. Ik moet er wel weer mee aan de gang want ik ben op het ogenblik in mijn beelden met dingen bezig waarbij ik behoefte heb aan meer kennis van de anatomie. Je moet het gewone wel heel goed in de vingers hebben, wil je abstract kunnen werken. Je ziet teveel mensen die onmiddellijk in het abstracte duiken. Maar daar zie je dan ook de tekorten wel aan.”

Portret van twee kinderen (1962) >

Dat zegt Evert Koopman in een twee uur durend gesprek, waar hij een heleboel van zijn werk laat zien: van zijn vroege plastieken en tekeningen tot zijn laatste scheppingen. We starten ons gesprek trouwens in de box onder de flat, die stampvol staat met werk. Veel ervan herken ik van Kunst uit de kop, andere stukken zijn daar sterk aan verwant. “Kunt u zich alvast oriënteren”. We komen er trouwens aan het eind van de middag terug en gaan er dan nog veel intensiever mee bezig.

< Tentoonstelling 1961

Invloed van de bouw op zijn werk? “Ja zeker. Als je in de bouw zit heb je te maken met materiaalbehandeling. Je ziet bepaalde constructies en structuren ontstaan. Je hebt ook een bepaalde vrijheid in de aanpak van je werk, als je maar aan je productie toekomt. Het doet er overigens niet toe wat je doet, als je je in je werk maar happy voelt. Anders moet je het laten.” Ietwat ironisch omschrijft Evert Koopman zijn werk in de bouw als ‘gaatjes stoppen in plafonds’. Het blijkt dat hij schilder is, maar dat hij zijn werk vooral graag op die manier omschrijft om de brave burgers de stuipen op het lijf te jagen. Die burgers kijken naar zijn smaak teveel naar status en naar de ‘hoogte’ van iemands functie.”

 Staand ei en Vrouwentors (1954) >

Dat nu kan hem heel weinig schelen. Het werk in de bouw behoedt hem voor de noodzaak om de contraprestatieregeling in te gaan. “Die regeling is alleen maar een lapmiddel. Het gevoel dat mijn werk ergens wordt opgeslagen waar het nooit meer functioneert, zou me frustreren. Daar vind ik mijn werk eenvoudig te goed voor. Dat doe ik dus niet. Ik werk veel liever in de bouw en ga in mijn eigen dingen mijn eigen gang. Want je wordt steeds op jezelf teruggeworpen. Je moet het zelf maken. Mijn kunstbroeders zeggen weleens tegen me, wil jij dan niet in de regeling? Zou je het niet aanvragen? Maar ik voel er niets voor.”

< Rondingen (1980)

We zijn het er trouwens over eens dat je ook voor de regeling tot een bepaalde productie moet komen en dat het dan heel moeilijk wordt om eens met een andere vormentaal te gaan experimenteren. De regeling kan een uitweg zijn uit een acute nood, al zijn de uitkeringsnormen dan wel erg laag. Als ik in de regeling tweeduizend gulden voor een ding vang, wordt het over zoveel weken uitgesmeerd. Als ik het in de vrije verkoop krijg, heb ik in één keer een extraatje waar ik wat mee kan doen. Bovendien geloof ik niet in de waarde van verpaupering voor de kunstenaar. Dat is een stuk romantiek dat nergens op slaat. Ik heb mijn vrouw, die wil ik goed verzorgen. Ik hecht niet aan status maar wel aan een bepaald redelijk levenspeil. Kunstenaars niet echt door hun ellende tot scheppend werk. Maar het is wel allemaal grijzig om me heen.” 

Kantelende wiskundige vormen (1980) >

Het werken in de bouw is een keiharde zaak. Zo heb je werk en zo wordt je op straat geknald. “Dat systeem heeft weldegelijk invloed op het werk, temeer omdat je niet buiten de samenleving kunt gaan staan”, meent Evert Koopman. “Je moet in de samenleving kruipen en ermee bezig zijn. Nog te veel worden kunst en cultuur op een voetstuk gezet. Maar ook in de bouw zit een grote groep mensen naast de pot. De werksituatie is hier echt niet zo best. Dat brengt je er dan wel toe je eigen problemen te relativeren.”

< Letters (1969)

Wat nu het werk van Evert Koopman aangaat – hij zegt er zelf van: “Ik heb dus als layout man gewerkt. Dat is een vorm van componeren. Wat ik nu doe zie ik een soort van lay out in de ruimte. Het komt allemaal neer op een bepaalde vorm van rangschikken van de elementen waar je mee werkt. Dat komt het meest geprononceerd naar voren in mijn plastieken met letters. Dat is ook een esthetisch spel. Daarom heb ik dat werk ook geschilderd. Maar toch wil ik het geen ‘clean art’ noemen.”

Typografische constructie (1967) >

Clean Art

Tegenwerping van mij: “Waarom eigenlijk niet? Die letters worden toch zuiver als vorm gebruikt, niet mee met de emotionele lading die je doorgaans aan een letter geeft?

Koopman: “Omdat ‘clean art’ (minimalistische kunst red.) niet alleen clean is in die zin dat de emotionele lading wordt weggewerkt, maar ook omdat ze werkt met een minimale vormentaal. Ad Dekkers – de belangrijkste Nederlander op het gebied van de clean art – maakt op het ogenblik inderdaad het minimum met zijn witgeschilderde multiplex cirkels, waarin hij alleen maar een zaagsnede zet.” 

< Ad Dekkers: ‘Relief with 1/2 line’, 1967. Geschilderd hout, 120 x 120 cm. foto: Gert Jan van Rooij. (www.upstreamgallery.nl)

Lettercomposities

Mijn gastheer haalt een ontwerptekening voor de dag van één van zijn lettercomposities en stelt: “Dit is zuiver beweging. Dit is bovendien zuiver symmetrisch. Ik ben hier uitsluitend geboeid door de rondingen van de letter die soms heel subtiel kunnen zijn. Dit heb ik eerst in het vak gezet en later ook ruimtelijk uitgevoerd. Hier is het nog een spel van zwart en wit, maar daar ben ik van afgestapt. Ik ben die dingen gaan bewerken met witte verf. Toen kwam er een dood element in. In mijn constructies gebruik ik nu geen verf meer. Wat Dekkers op dit moment maakt, wordt volkomen steriel. Dat wil ik niet. Ik ben ten slotte geen Mondriaan. Toch moet je dat allemaal in je werk onderzoeken. Want je ondergaat hier altijd indrukken van buitenaf, hoewel ik hier weinig tentoonstellingen zie.” Het blijkt dat Koopman zich hier bewust geïsoleerd opstelt.

Typografische compositie (1970) >

Zelfportret

Overigens vindt hij het klimaat hier niet ongunstig. Een aankoopcommissie van de gemeente is bij hem al in het atelier geweest, hoewel hij zelden exposeert. Onder meer was ze enthousiast over “de trap”, zijn nieuwste constructie. Gezegd werd dat die eigenlijk zou moeten worden vergroot tot een ding van tien meter. Intussen is er een heel klassieke portretkop van chamotte voor de dag gekomen. Evert zegt: Dat moet je ook gedaan hebben. Je komt op een bepaald moment tot de ontdekking wat je kunt en wat je ligt. Ik kan nu wel Rodin proberen na te doen, maar daar kom ik niet bovenuit, dat weet ik nu al. Tenslotte zoek ik mezelf. Daar gaat het om.” De zelfportretkop heeft hij gemaakt onder leiding van een beeldhouwende monnik, een vakman zonder veel eigens in zijn werk. Maar hij heeft in elk geval een flink stuk van het vak van hem geleerd.

< Zelfportret uit teakhout (1960) 

Typografische Constructies

Andere werken komen voor de dag. Een vierkant wit vlak met een zeshoekig reliëf van lettervormen bijvoorbeeld, dat in verschillende versies is gemaakt. De afmetingen zijn steeds gelijk gebleven maar de lettervormen zijn wisselend wit, zwart of zilverkleurig geschilderd. Hierin is de lettervorm geheel ondergegaan in het totaal, dat nu werkt als een maquette, of een luchtfoto van een stadswijk. De constructie ervan schijnt volgens deskundigen een omvangrijke wiskundige berekening te vergen, maar bij Evert Koopman is ze spontaan ontstaan. “Ik heb alleen wat lijnen in een zeshoek getrokken en wat vlakjes ingevuld. Verder heb ik er niets aan gedaan” zegt hij lachend.

Typografische constructie (1973) >

De Trap

“De Trap” komt nu ook in verschillende versies voor me te staan. Het is een bouwsel in hout. Hier en daar met wat grijs-witte verf.; de houtnerf is duidelijk zichtbaar gebleven, de constructieve wijze eveneens. De bedoelingen die erachter steken zijn velerlei. Er zit een stukje ironie op de flatbouw in. “Ik hou niet van flats; ze zijn voor mij niet meer dan een noodonderkomen waar je zo gauw mogelijk weer uit moet.”

< Trap (1978)

De Maatschappelijke ladder

Maar met de maatschappelijke ladder heeft het werk ook te maken. “Zodra er sprake is van een plaats op de maatschappelijke ladder, begint het geleuter van ‘ik ben meer dan jij’. Hoe hoger een mens komt, hoe groter zijn maatschappelijke verplichtingen worden. Ik heb op de eindversie een vogel gezet. Die vliegt overal heen. Wij moeten klimmen, ploeteren, martelen. Dat is een gegeven feit, dat ik hier in beeld heb gebracht. Dat merk je in de bouw ook. Je wordt daar anders bekeken dan je collega’s. Maar zodra ze daar iets bereiken komen ze ook in een isolement te zitten en kunnen ze niet meer onbevangen zijn. Ik vindt dit werk veel rijper dan wat ik vroeger maakte.

 

Trap (1976) >

Diepgaande spanning 

Ter illustratie van deze stelling pakt Evert Koopman een paar besneden boomtakken die in een sterk expressionistische stijl zijn behandeld, maar die tegelijkertijd een diepgaande spanning tussen bedoeling en eigen mogelijkheden verraden. Die spanning zit er ook in een vrijstaand beeldje, een vrouwenfiguurtje, dat eveneens uit een brok hout is gehakt. Het blijft allemaal wat onbeholpen. Dat heeft ook zijn bekoring, maar het is duidelijk dat Koopman meer heeft gewond. Hij is van plan weer door te gaan met portrettekenen om meer greep op de anatomie te krijgen.

< zonder titel (1963)

Spelen

met vormen

Maar voorlopig blijft hij doorzoeken in de richting waar hij is begonnen te werken. Hij blijft spelen met lettervormen , hij blijft doordenken in de richting van de trap. Maar hij worstelt ook weer met duidelijk herkenbare kopvormen, in een compositie in steen waaraan hij op het ogenblik werkt. Hij kan veel kanten uit en is in alle richtingen intensief bezig.

Girl (1964) >

Surrealische aspecten, neigend naar perfectie en stilte

In de periode 1977 – 1979 heeft Evert Koopman een bijzondere serie schilderijen gemaakt die waarschijnlijk via de kunstuitleen verkocht zijn geworden. We zijn op zoek naar de wherabouts van deze speciale werken en hun eigenaren. Daarom hebben we aan de hand van bewaard gebleven kleinbeeld foto’s een speciale webpagina aan deze serie schilderijen gewijd. Klik op de onderstaand button om deze te bekijken.

Schilderijen 1977 – 1979

Abstract-geometrische vormen in schilderkunst

In 1973 overleed Everts vader. Twee jaar later volgde de echtscheiding van zijn vrouw Diny in 1975 en heeft Evert een tijd lang hier overal en nergens een zwervend bestaan geleefd. Daarna brak er een tijd aan waar Evert alsnog het sociale traject binnentrad. De regeling voor beeldende kunstenaars BKR verschafte hem nadien een inkomen waarmee hij een sciale woning en een atelier kon bekostigen. Hier heeft hij zijn kunstenaarschap ongehinderd kunnen voortzetten. 

Schilderijen BKR periode 1979 – 1989